Hoeveel huishoudens in Nederland bezaten een computer of spelcomputer?
Gegevens over het aantal computers en spelcomputers kunnen een aanvullend perspectief geven over hoe games als medium zich in Nederland ontwikkelde. Wie hadden er een computer of spelcomputer? Wie niet? En hoe ontwikkelde zich dat over tijd?
In deze blogpost inzichten die ik heb opgedaan hierover op basis van een analyse van historische gegevens van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Deze gegevens gaan over bezit van computers en spelcomputers bij huishoudens in Nederland tussen 1987 en 2004.
Inhoudsopgave
Gebruikte datasets
Voor deze analyse is er gebruik gemaakt van de volgende datasets van het CBS:
- Duurzame goederen; bezit naar huishoudenskenmerken, 1972-2004
- Bevolking, huishoudens en bevolkingsontwikkeling; vanaf 1899
De set over duurzame goederen bevat informatie over het bezit daarvan bij huishoudens in Nederland, uitgedrukt in percentages. Denk aan wasmachines, televies en videorecorders. Voor deze analyse is er gekeken naar de categorie “Home- en/of personal computer” en “Tv-spelcomputer”. Gegevens over home/personal computers zijn beschikbaar vanaf 1987. Gegevens over spelcomputers zijn beschikbaar vanaf 1993.
Sinds 1990 werd er naast het totaal percentage bezit van alle huishoudens ook gekeken naar verschillende categorieën van huishoudens. Voor deze analyse maken we gebruik van een aantal categorieën:
- Inkomen: deze categorie bestaat uit 5 niveau’s van laag inkomen naar hoog inkomen.
- Leeftijd: deze categorie is gebaseerd op de leeftijd van de hoofdkostwinner binnen een huishouden.
- Onderwijsniveau: deze categorie is gebaseerd op het hoogst behaalde opleidingsniveau van de hoofdkostwinner binnen een huishouden.
Na 2004 is deze dataset niet meer geüpdatet met nieuwe gegevens. En tot 1990 bevat deze dataset geen verdere informatie over bovenstaande categorieën. Er werd alleen een totaal percentage gegeven over alle huishoudens heen.
De dataset over bevolking, huishoudens en bevolkingsontwikkeling bevat informatie over het totaal aantal huishoudens in Nederland per jaar. Deze data is gebruikt om de percentages die in de duurzame goederen set staan om te kunnen zetten naar aantallen.
Bezit computers en spelcomputers bij alle huishoudens in Nederland
Voor de cijfers voor alle huishoudens zijn twee analyses gemaakt met twee bijbehorende staafdiagrammen. Het eerste staafdiagram is uitgedrukt in procenten, en de tweede op basis van aantallen.
Percentages
In onderstaand staafdiagram zie je het bezit van computers en spelcomputers voor alle huishoudens in Nederland uitgedrukt in percentages.
Het percentage home- en/of personal computers fluctueert naar boven en beneden tot en met 1993, maar komt in die periode nooit verder dan 30%. Na 1993 zien we elk jaar groei. Meer en meer huishoudens bezitten een computer. In 1993 is dat nog maar 25%. In 2004 is dat percentage opgelopen naar 74%.
Het percentage huishoudens dat een spelcomputer bezit groeit in vergelijking vele malen lager. In 1993 bezit 9 procent van de huishoudens een spelcomputer. De percentages schommelen tussen de 13 en 15 procent in de periode 1995 tot en met 2003. In 2004 zien we een toename naar 17% van alle huishoudens.
Aantallen
Door de percentages te gebruiken in combinatie met cijfers over de totale hoeveelheid huishoudens in Nederlands kunnen we een indruk krijgen van de aantallen computers en spelcomputers in Nederland. Bij het maken van onderstaand staafdiagram heb ik de aanname gedaan dat 1 huishouden gelijk staat met 1 computer en/of spelcomputer.
Dit zijn dus geen precieze aantallen, een huishouden kan immers meer dan 1 apparaat bezitten. Maar ze geven wel een indruk van de aantallen en de grootte van de markt. En het geeft inzicht in de verhouding qua aantallen tussen computers en spelcomputers. Ook zien we hier pas vanaf 1993 aantallen voor spelcomputers.
Uitgedrukt in aantallen hebben we het in 1993 over bijna 1.6 miljoen computers die in huishoudens in Nederland te vinden zijn. Het aantal spelcomputers is velen malen lager: ongeveer 570.000. Totaal waren in 1993 ongeveer 6.3 miljoen huishoudens.
Het aantal computers blijft hard doorgroeien. In 2000 zijn er in totaal 6.8 miljoen huishoudens. Qua bezit computers hebben we het over iets meer dan 4 miljoen, tegenover iets meer dan 1 miljoen spelcomputers. Bij de eeuw-wisseling zijn er dus 4 keer zoveel computers als spelcomputers.
Aantal computers in huishoudens groeit veel harder dan spelcomputers
In 2004 zijn er iets meer dan 7 miljoen huishoudens. Er zijn 5.2 miljoen computers en bijna 1.2 miljoen spelcomputers in die huishoudens te vinden. Het bezit van het computers blijft dus harder groeien dan het aantal spelcomputers. In vergelijking met 1993 is het aantal computers bijna 4 keer groter geworden. Bij spelcomputers hebben we het slechts over iets meer dan een verdubbeling.
Inkomen
Cijfers uitgesplitst in inkomensgroepen zijn pas beschikbaar vanaf 1990 voor computers. Voor spelcomputers is dat vanaf 1993. Er zijn 5 inkomensgroepen die oplopen van laag naar hoog inkomen. Er zijn opvallende verschillen te zien tussen computers en spelcomputers vanuit het perspectief van inkomen.
Computers
De hogere inkomens lopen bij het het bezit van een computer in alle jaren voorop. De vierde groep (net onder het hoogste inkomen) en de 3e groep (de middeninkomens) groeien op een een vergelijkbare manier. De laagste twee inkomensgroepen groeien minder snel. Pas in 2001 heeft net iets meer dan 50% van die groepen een computer. Dat percentage zien we bij de hoogste inkomensgroepen al mid jaren ’90.
Er is weinig verschil qua percentages tussen de twee laagste inkomensgroepen. In de jaren 2003 en 2004 valt op dat de allerlaagste inkomensgroep iets vaker een computer bezit.
Spelcomputers
Bij spelcomputers zien we dat de hoogste inkomensgroep in de meeste jaren het minst vaak een spelcomputer bezit. Pas in 2003 en 2004 lijkt het bezit van een spelcomputer bij deze groep sterk toe te nemen. De lagere inkomensgroepen hebben op de laatste jaren na vaker (ook) een spelcomputer. De middelste groep is in elk jaar de koploper qua bezit.
Mogelijke verklaringen voor verschillen
Ik kan een aantal mogelijke oorzaken bedenken voor het verschil dat je hier ziet. Ten eerste is er het zeer grote verschil in aanschafprijs tussen een spelcomputer en een computer. Ten tweede is er de lagere “noodzaak” tot de aanschaf van een spelcomputer. Games kan je immers ook al op een computer spelen, en die computer kan je ook nog eens voor vele andere doeleinden gebruiken.
Een ander mogelijke verklaring is leeftijd. De aanschaf van een spelcomputer is voor een oudere groep onwaarschijnlijker. In ieder geval in de periode waar we het hier over hebben. En die oudere huishoudens zijn mogelijk vaker te vinden in de hogere inkomensgroepen. Hard maken kan ik dat ook niet. Maar in de cijfers uitgesplitst naar leeftijd zie je in ieder geval duidelijke aanwijzingen dat leeftijd een rol speelt.
Leeftijd
Ook de cijfers uitgesplitst in leeftijdsgroepen van huishoudens zijn pas beschikbaar vanaf 1990 voor computers. En in 1993 voor spelcomputers. Gedurende de meeste jaren maakte het CBS vier groepen: tot 25 jaar, 25 tot 45 jaar, 45 tot 65 jaar en 65 jaar en ouder. In 2003 en 2004 werd er geen gebruikt gemaakt van de tot 25 jaar categorie. De leeftijd van het huishouden is gebaseerd op de leeftijd van de zogenaamde hoofdkostwinner.
Computers
Opvallend is dat de verhouding tussen 25, 25 tot 45 en 45 tot 65 jaar vanaf 1994 eigenlijk weinig verschilt. Het bezit blijft stijgen, maar de onderlinge verschillen blijven hetzelfde. De hoogste leeftijdsgroep huishoudens komt in 1998 boven de 10% uit en groeit naar bijna 40% in 2004.
Spelcomputers
Bezit van spelcomputers bij huishoudens boven de 65 jaar komt in de jaren waarover deze cijfers gaan amper voor. Tot en met 2003 is het grotendeels 1%, af en toe 2%. In 2004 groeit het naar 4%. In huishoudens waar de kans op kinderen in het gezien het grootst is, is het bezit dus ook het grootst. De 25 tot 45 jaar groep is daarbij het grootst. Bezit bij de jongste huishoudens laat een groei zien. In 1993 is dat 7%, in 2002 is het 20%.
Opleidingsniveau
Het CBS deelde huishoudens op opleidingsniveau in drie niveaus in:
- Lager onderwijsniveau
- Middelbaar onderwijsniveau
- Hoger onderwijsniveau
Het onderwijsniveau is afgeleid van het behaalde onderwijsniveau van de hoofdkostwinner van een huishouden.
Computers
Opvallend is dat de middel en hoger onderwijsniveau huishoudens vaker en sneller een computer bezaten. In 1993 heeft 50% van de huishoudens waarbij de kostwinner een hoger onderwijsniveau heeft al een computer. Huishoudens waarbij de hoofdkostwinner een lager onderwijsniveau heeft bereikt dat percentage pas in 2003.
Spelcomputers
Opvallend hier is dat de hogere onderwijsniveau huishoudens minder vaak een spelcomputer in hun bezit hebben. Huishoudens waarbij de hoofdkostwinner een lager en middelbaar onderwijsniveau heeft hebben over alle jaren heen vaker een spelcomputer.
Download de spreadsheet met gegevens
De spreadsheet die ik heb gemaakt voor deze post kan je hier downloaden.
Mocht je andere interessante bronnen hebben of weten voor dit soort gegevens, dan hou ik mij van harte aanbevolen!